Over dit onderwerp is veel te vinden en te lezen. Ik probeer de basisgedachte er uit te halen om zo de gedachte erachter te kunnen begrijpen.
Wikipedia schrijft dit:
Predestinatie of voorbeschikking is een religieus begrip, betreffende de relatie tussen het begin van alle dingen en het doel van deze dingen.
De leer van de predestinatie betreft Gods besluit tot schepping en onderhoud van de schepping; ook de bestemming van ieder mens en de daarmee samenhangende uitverkiezing wordt tot de predestinatie gerekend.
Binnen de predestinatieleer zijn verschillende varianten te onderscheiden. Het meest gangbaar is de enkelvoudige predestinatie waarbij God alleen mensen heeft uitverkoren, maar er geen afzonderlijk besluit van God is waardoor mensen worden verworpen.
Het calvinisme kent de dubbele predestinatie, het leerstuk dat God van tevoren heeft bepaald, welke mensen hij zal uitverkiezen en welke hij zal verwerpen. Twee varianten hiervan zijn het supralapsarisme en het infralapsarisme, die verschillen in hun visie op het tijdstip waarop de predestinatie heeft plaatsgevonden, namelijk voor (super) of na (infra) de zondeval.
Irenaeus en Augustinus
De predestinatieleer is als christelijk thema nauw verbonden aan de verzoeningsleer. Hierover ook meer informatie op een andere pagina van deze site.
Ruim tweehonderd jaar na Irenaeus (tweede eeuw n.C.) (verzoeningsleer) maakte Augustinus (derde en vierde eeuw n.C.) niet Gods liefde, maar de zondigheid van de mens tot kernpunt van de verzoeningsleer.
Augustinus beschouwde de mens als door en door zondig. Volgens Irenaeus was Gods genade door het zoenoffer van Jezus voor iedereen beschikbaar. Maar Augustinus meende dat slechts zeer weinig mensen mochten rekenen op Gods genade. Augustinus stond op het standpunt dat de verlossing van de zonde door het zoenoffer van Jezus een onverdiende genade was, slechts geschonken aan enkele uitverkorenen. (Uitverkiezing)
De rest van de mensheid is volgens hem reddeloos verloren, voor eeuwig. De genadebesluiten voor de redding van enkelen, zijn door God reeds aan het begin der tijden voor alle eeuwigheid vastgelegd, en daar valt voor een mens niets meer aan af te dingen, leerde Augustinus.
De opvatting dat sommige mensen uitverkoren zijn om deelachtig te worden aan de genade door het zoenoffer van Jezus, en dat de mens zelf op die uitverkiezing geen invloed kan uitoefenen, heet sinds Augustinus de predestinatieleer.
Zowel Maarten Luther als Johannes Calvijn leerden de dubbele predestinatie: God heeft vooraf bepaald wie zalig wordt, maar ook wie niet zalig wordt. Luther deed dit in zijn bestrijding van de leer van de vrije wil in de jaren 1520, maar kwam later nauwelijks meer terug op dit dogma. Hij heeft het niet verder uitgewerkt, maar heeft er ook nooit afstand van genomen. Onder invloed van zijn leerling Philipp Melanchthon verdween de leer van de dubbele predestinatie echter uit de lutherse theologie.
Calvijn was jurist en schreef uitvoeriger over dit leerstuk. Hij noemde de dubbele predestinatie een decretum horribile ofwel huiveringwekkend besluit, omdat hierin ook de verwerping van sommige mensen was besloten. In de Nederlandse Republiek vormde de predestinatie in de 17e eeuw het grote geschilpunt tussen de remonstranten, die de predestinatie afzwakten tot een verkiezing van personen met voorgezien geloof en goede werken, en de contraremonstranten, die haar handhaafden. Bij de Synode van Dordrecht (1618 – 1619) werd de mening van de contraremonstranten doorgezet, die nu nog steeds de basis van de gereformeerde leer in Nederland vormt.
Het geloof in predestinatie vloeit voort uit de leer van de soevereiniteit van God (aldus Calvijn). De positieve opvatting van de predestinatie kan ten diepste alleen plaatsvinden bij degenen, die van Godswege verzekerd zijn van hun verkiezing. Negatieve opvattingen over de predestinatie kunnen resulteren in fatalisme of lijdelijkheid, ook wel hypercalvinisme genoemd. Men kan immers niets meer doen dat enige relevantie voor het eigen heil heeft als alles al is vastgelegd in de verkiezing of verwerping. Ook vandaag de dag is deze lijdelijke houding in de bevindelijk gereformeerde gezindte bij veel mensen verankerd in hun manier van denken. Calvijn verwierp deze opvatting en spoorde de mensen aan hard te werken.
Door de eeuwen heen zijn er ten aanzien van de menselijke wil, respectievelijk het handelen van God, uiteenlopende visies ontwikkeld. Dit is mede een gevolg van het bestaan van verschillende tegenstrijdige, of tegenstrijdig lijkende, Bijbelteksten. Zo zou men uit de Romeinenbrief 2 vers 5 – 11 kunnen lezen dat de mens wordt beoordeeld naar de praktijk van zijn leven, naar zijn eigen werken en besluiten. Een aantal hoofdstukken verder, Romeinen 8 : 28 – 30 en 9: 11 – 18 schrijft dezelfde auteur over God die wil en kiest.
Voor zover Wikipedia. Ik kan nog allerlei websites en boeken noemen, maar het gaat mij dus om de basisgedachte.
De invloed van bovenstaande personen in de christelijke wereld zijn erg groot, nu nog steeds.